Het Kwaliteitsregister voor de Pedicure (KRP) is ontwikkeld om de kwaliteit te waarborgen. Zorgverzekeraars verlangen van zorgverleners dat ze hun kennis op peil houden. Iedere beroepsgroep binnen de zorg kent hiervoor zijn eigen systeem. De zorg ontwikkelt zich naar een markt waarin zorgverleners steeds meer gaan samenwerken. In deze markt groeit de behoefte aan professioneel gespecialiseerde pedicures die werken volgens een afgesproken protocol, een richtlijn. In het register zijn de kwaliteiten van de beroepsgroep vastgelegd. Het systeem biedt de mogelijkheid aan consumenten en ketenpartners om inzicht te krijgen in de kwaliteit van de geregistreerde pedicure en dus in de behandeling. Dit systeem vormt een gedegen kwaliteitsbewaking binnen de beroepsgroep.
Anamnese
Eerst zal de behandelaar een aantal vragen stellen over de voorgeschiedenis, die relevant zijn om een goed beeld te vormen van de gehele mens die voor hem/haar zit. Deze anamnese is ook erg belangrijk om een eventuele hulpvraag naar boven te krijgen en verder uit te diepen. De behandelaar stelt vragen over diabetes (type, medicatie, hoe lang al, HbA1c-waarde, of er eerder een ulcus en dergelijke geweest is) en probeert te achterhalen of er problemen of beperkingen zijn die met gevoelsuitval of vaatproblemen samenhangen.
In verband met de risico’s kunnen er vragen gesteld worden over de leefsituatie van de patiënt en of deze zijn eigen voeten nog kan zien en verzorgen (zelfmanagement). Ook rookgedrag en alcoholgebruik kunnen ter sprake komen. Wat weet de patiënt zelf over de risico’s van voetproblemen bij diabetes? Kennis hierover is heel belangrijk bij het voorkomen van diabetische wonden. Als de behandelaar over de kennis van de patiënt twijfelt, zal hij of zij deze goed informeren.
Inspectie
Vervolgens kijkt de behandelaar naar de voeten. Zijn er drukplekken. Verder dient er te worden gelet op de verschillende aspecten van de huid, zoals verkleuringen, wondjes, diabetes ulcus, eelt, schimmelinfecties, de mate van zweten en kwaliteit van de huid. Dat geldt ook voor de huid tussen de tenen en de nagels. Is er sprake van verdikking rond de enkels, doordat de patiënt vocht vasthoudt (oedeem).
Verder wordt er gelet op de vorm en de stand van de voeten en benen. Is er sprake van een holle voet, zijn er klauwtenen?
Voelen van de temperatuur
De behandelaar kijkt ook of er temperatuurverschillen zijn tussen de linker- en de rechtervoet. Dit wordt met de hand van de rug gevoeld of gemeten met een huidthermometer.
Testen van de bloedvaten
Vervolgens worden de slagaders gevoeld of pulsaties (bloeddoorstroming). In een gezonde situatie zijn 2 slagaders te voelen, één op de wreef van de voet en één achter de binnenkant van de enkel. Als bloedvaten dichtslibben en de doorstroming van het bloed niet meer gevoeld kan worden, betekend dit een verhoogd risico voor het krijgen van een ulcus. Dit wordt in Tabel I aangeduid met ‘Verlies aan PAV’.
Testen van de oppervlakkige sensibiliteit
Het belangrijkste onderdeel van de screening vormt het testen van de oppervlakkige sensibiliteit, ofwel nagaan of de patiënt nog wel voldoende voelt. Dit is erg belangrijk omdat bij gebrek aan gevoel snel een wondje kan ontstaan dat niet wordt opgemerkt. De behandelaar meet dit door een apparaatje op speciale plaatsen tegen de voetzool te drukken. De patiënt heeft de ogen hierbij gesloten, zodat het apparaatje alleen door te voelen kan worden waargenomen. Als blijkt dat te vaak niets wordt gevoeld, dan betekend dit dat het beschermende gevoel (protectieve sensibiliteit) van de huid onvoldoende is en dat het risico op het krijgen van een ulcus (wond) is verhoogd. Er wordt dan gesproken over sensibele neuropathie. In Tabel I wordt dit aangegeven als ‘Verlies PS”.
Testen op bewegingsbeperkingen
De bewegingsbeperkingen van het enkelgewricht en het grote teen gewricht worden getest. Hierbij zit de patiënt meestal op de behandelstoel. Als de voeten niet meer normaal kunnen afwikkelen door bewegingsbeperkingen zal compensatie plaatsvinden, waardoor andere structuren in de voet overbelast raken en er eelt of likdoorns kunnen ontstaan. Deze kunnen op hun beurt ook weer tot overdruk leiden. Een ulcus kan het gevolg zijn.
Voetafdruk/Blauwdruk
Met een blauwdruk van de voet wordt gekeken of er bepaalde drukpunten zijn die extra risico’s lopen. Deze blauwdruk wordt bewaard, zodat bij volgende controles gecontroleerd kan worden of er iets veranderd is in de stand van de voet of de belasting onder de voet.
Schoeninspectie
De schoenen worden gecontroleerd op lengte, breedte, pasvorm, stevigheid, hakhoogte, materiaal, stiksels, oneffenheden in de schoen en slijtagepatroon van de zool. Ook de sokken en panty’s worden op randen gecontroleerd. Alles wat tot drukplekken op de voet kan leiden is een risico voor het krijgen van een ulcus. Tevens zal aan de hand van deze inspectie een uitgebreid persoonlijk advies plaatsvinden met betrekking tot het dragen van schoeisel. Het is dan ook erg belangrijk om de schoenen die het meest worden gedragen aan te trekken wanneer men naar een screening gaat of deze in elk geval mee te nemen, om een zo goed mogelijke beoordeling en advies te kunnen geven.